Meeuwen zijn best wel een heel interessante groep vogels. In Nederland komen 24 meeuwensoorten voor. Hieronder vind je de officiële lijst van alle meeuwensoorten die ooit sinds 1800 in Nederland zijn waargenomen. Waarbij de zeldzame soorten door de CDNA zijn beoordeeld.
Een aantal hiervan zijn zeer zeldzaam in Nederland en zal ik buiten beschouwing laten. Alleen de vetgedrukte meeuwensoorten zijn door mij gezien en gefotografeerd en zal ik in bovenstaande volgorde behandelen. Het uitgangspunt daarbij is, voorzover bij mij als foto aanwezig, zoveel mogelijk de verschillende kleden te laten zien.
Het broedgebied bevindt zich in het Amerikaanse en Euraziatische deel van het Noordpoolgebied en hij overwintert voor de kust van ZW-Afrika. De vogel is te herkennen aan het opvallende vleugelpatroon. Adulte exemplaren hebben een vaalgrijze rug en dekveren, zwarte handpennen en witte armpennen. De staart is wit en gevorkt. De kopkap van de man wordt gedurende het broedseizoen donkergrijs. De snavel is zwart met een gele punt. Juveniele exemplaren hebben eveneens een driekleurig vleugelpatroon, maar zijn de delen die bij de adult grijs zijn, bruin en de staart heeft zwarte eindband. Na twee jaar krijgen jonge vogels het volwassen kleed. Op afstand is het mogelijk een onvolwassen Vorkstaartmeeuw te verwarren met een onvolwassen Drieteenmeeuw. De enige Euraziatische broedlocatie bevindt op Spitsbergen. Het is een echte zeevogel die zich voornamelijk op open zee ophoudt en de beste kans om ze waar te nemen is bij een najaarsstorm aan de Wadden- of Noordzeekust.
Meestal worden juvenielen/1e jaarsvogels gezien. Zelf heb ik in Nederland 2x een waarneming. De 1e jaars op de foto heb ik gezien bij het Lac du Der in Frankrijk. Best wel heel bijzonder zo ver in het binnenland! De foto van de adult is gemaakt in Zuid Afrika tijdens een palearctictocht vanuit Simon's Town. Het is een fascinerend idee dat zo'n vogel die ook langs onze kust trekt tussen de albatrossen vloog.
Zeer algemeen in het najaar en winter langs onze kust. Eenvoudig te verwarren met de Stormmeeuw. De dichtsbijzijnde broedkolonies zijn te vinden langs de Engelse Oostkust en Helgoland in Duitsland. De Drieteenmeeuw is een echte oceaanvogel omdat hij buiten het broedseizoen meer op open zee voorkomt dan bij de kust. De Drieteenmeeuw is in de vlucht te herkennen aan snelle vleugelslagen en geheel zwarte vleugelpunten, terwijl deze vleugelpunten bij de meeste andere meeuwen bezet zijn met witte vlekken. Jonge Drieteenmeeuwen hebben een zwarte snavel, een zwarte streep in de nek, een zwarte staartband en enkele zwarte strepen op de rug. De poten zijn kort en zwart van kleur. De snavel is vaalgeel gekleurd. Het verenkleed gaat in een periode van drie jaar langzaam over in het verenkleed van volwassen vogels.
Bij stormachtig weer komt de Drieteenmeeuw soms in invasies van meer dan tienduizenden vogels naar de Nederlandse kust.
 |
1e winter Drieteenmeeuw Rissa tridactyla |
 |
1e winter Drieteenmeeuw Rissa tridactyla |
 |
2e winter Drieteenmeeuw Rissa tridactyla |
 |
Adult winterkleed Drieteenmeeuw Rissa tridactyla |
 |
Adult zomerkleed Drieteenmeeuw Rissa tridactyla |
DunbekmeeuwZelf heb ik deze soort nooit in Nederland gezien. Wel in Spanje, Marokko en Gambia. Het is een vrij kleine meeuw die nog het meest lijkt op de Kokmeeuw. Hij onderscheidt zich van de Kokmeeuw door zijn lange snavel, witte kop (zowel in de zomer als in de winter) en lichte iris. De soort is de laatste jaren sterk toegenomen in het broedgebied. Op 5 en 6 mei 2006 is de soort voor het eerst waargenomen in Nederland. In totaal 9 exemplaren werden op verschillende locaties in het land ontdekt. Een van deze meeuwen droeg een kleurring die er op wees dat hij afkomstig was uit de Camargue, Frankrijk.
 |
1e winter Dunbekmeeuw Chroicocephalus genei |
 |
Adult zomerkleed Dunbekmeeuw Chroicocephalus genei |
 |
Adult zomerkleed Dunbekmeeuw Chroicocephalus genei |
 |
Adult Zomerkleed Dunbekmeeuw Chroicocephalus genei |
KokmeeuwDe meest voorkomende meeuwensoort en daarmee ook de meest bekende. Ze broeden zowel nabij de zee als op eilandjes in zoet water. Het is een gedeeltelijke trekvogel en in Noordwest-Europa ook een wintergast. In Zuid-Europa komt hij alleen als wintergast voor, in de zomer zie je hem daar niet. Het zijn namelijk grotendeels trekvogels. Onze ‘wintermeeuwen’ trekken in de lente verder naar het noorden, waar ze broeden. Onze ‘zomermeeuwen’ komen daarna terug vanuit het zuiden. Die trek loopt ongeveer van november tot februari.
 |
Juveniel Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus |
 |
1e winter Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus |
 |
1e winter Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus |
 |
1e winter Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus |
 |
Adult winterkleed Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus |
 |
Adult overgangskleed van winter- naar zomerkleed Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus |
 |
Adult zomerkleed Kokmeeuw Chroicocephalus ridibundus |
DwergmeeuwDe Dwergmeeuw is zoals de naam als zegt een van de kleinste meeuwen. In zomerkleed is de Dwergmeeuw vaalgrijs met een zwarte kop en lijkt hierdoor veel op de Kokmeeuw en de Zwartkopmeeuw, maar is veel kleiner. In de winter wordt de kop wit afgezien van een donkere kap en oogvlek. De snavel is dun en zwart en de poten zijn donkerrood. De vlucht met de afgeronde vleugels is enigszins sternachtig. Onvolwassen vogels in winterkleed zijn wat lastiger te onderscheiden. Zij hebben een kenmerkende V-vormige, donkere band over de vleugels. Dit hebben meer soorten meeuwen zoals de Ross meeuw en Drieteenmeeuw.
De Dwergmeeuw wordt in vrij groot aantal als trekvogel waargenomen, het meest in het voorjaar (april/mei) en wat minder in oktober en november. Vooral boven het IJsselmeer worden dan grote aantallen waargenomen.
 |
1e winter Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus |
 |
1e winter Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus |
 |
Adult winter Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus |
 |
Adult winter Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus |
 |
Adult winter Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus |
 |
Adult zomer Dwergmeeuw Hydrocoloeus minutus |
Ross' Meeuw
De Ross' meeuw broedt op de moerassige toendra in het Noordpoolgebied van Noord-Amerika en Noordoost-Siberië. De soort trekt slechts over korte afstanden, waarbij ze overwinteren aan de grens van het pakijs. Een enkel exemplaar vliegt door naar zuidelijkere breedtes, waardoor ze soms in West-Europa als dwaalgast worden waargenomen. In Noord-Amerika worden ze in de in de winter tot aan Californië toe aangetroffen.
Wat afmeting betreft lijkt de Ross' meeuw op een Dwergmeeuw en ook het verenkleed is vergelijkbaar. De Ross' meeuw is echter iets groter en heeft wat langere vleugels. In de zomer zijn volwassen vogels vaalgrijs op hun bovendelen, hebben ze een witte onderkant met een roze waas op de borst en een zwarte ring in de nek. 's Winters verkleurt de buikstreek en verdwijnt de nekring.
 |
Adult zomer Ross' Meeuw Rhodostethia rosea |
Zwartkopmeeuw
De zwartkopmeeuw lijkt op de Kokmeeuw, maar de kopkap is pikzwart en loopt verder door in de nek, de handpennen zijn doorschijnend wit en de snavel is rood emt een zwarte punt. In Europa heeft deze meeuw een verbrokkeld spreidingsgebied. Ze is veel zeldzamer dan de Kokmeeuw. De vogel broedt pas sinds de 20e eeuw in Nederland. Aanvankelijk was het een zeldzame en onregelmatige broedvogel, maar sinds 1980 is het aantal zeer sterk gestegen tot bijna 1000 broedparen, die zich vooral rond Goeree-Overflakkee in de omgeving van de hut de Zwartkopmeeuw concentreren. De Zwartkopmeeuw neemt in Nederland nog steeds in aantal toe.
 |
1e winter Zwartkopmeeuw Larus melanocephalus |
 |
Adult winter Zwartkopmeeuw Larus melanocephalus |
 |
Adult zomer Zwartkopmeeuw Larus melanocephalus |
 |
Adult zomer Zwartkopmeeuw Larus melanocephalus |
Audouins Meeuw
Deze meeuw komt voor in het Middellandse Zeegebied. Sommige vogels trekken in de winter naar de Atlantische kusten van Marokko tot Senegal, andere zijn standvogels. Een groot deel van de populatie broedt op de Khafarinas-eilanden bij Marokko.
Een adulte Audouins meeuw in zomerkleed heeft een witte buik, borst en kop, zilvergrijze bovendelen, een zwarte staart met witte spikkels, grijsgroene poten en een helderrode snavel met een zwarte band en gele punt. Juveniele vogels hebben donkergebandeerde dekveren, donkergrijze poten en een witte vlek op de bovenstaart in de vorm van een u.
 |
Adult zomer Audouins Meeuw Larus audouinii |
 |
Adult zomer Audouins Meeuw Larus audouinii |
 |
Adult zomer Audouins Meeuw Larus audouinii |
Stormmeeuw
Deze meeuw lijkt een Zilvermeeuw, maar dan met geelgroene poten en een groenachtige snavel die bovendien iets slanker en spitser is dan de snavel van de Zilvermeeuw. Verder is de kop ronder dan die van een Zilvermeeuw en heeft het oog een donkere iris. Een adult zomerkleed heeft een rode oogring. De Stormmeeuw met zijn 38 tot 44 cm lengte gemiddeld bijna 20 cm kleiner dan de Zilvermeeuw. Aan de Noordzeekust en ook in het binnenland is de Stormmeeuw het hele jaar door te zien.
 |
1e winter Stormmeeuw Larus canus |
 |
Adult winter Stormmeeuw Larus canus |
 |
Adult winter Stormmeeuw Larus canus |
 |
Adult zomer Stormmeeuw Larus canus |
 |
adult zomer Stormmeeuw Larus canus |
Ringsnavelmeeuw
Dit is een middelgrote meeuwensoort die komt uit Noord-Amerika. Deze meeuw lijkt wel wat op de Stormmeeuw maar hij heeft een gele snavel en groengele poten. De snavel heeft een zwarte ring, waar de vogel zijn naam aan ontleent. De soort broedt voornamelijk in Canada vanaf Newfoundland tot aan de Rocky Mountains. 's Winters is hij in het zuidelijke deel van de VS en in Mexico aan te treffen.
De Ringsnavelmeeuw is de laatste decennia in toenemende aantallen in (West) Europa vastgesteld, waarbij het eerste geval te zien was in Groot-Brittannië (maart 1973) Inmiddels zijn in Groot-Brittannië grote aantallen ringsnavelmeeuwen vastgesteld. De eerste ringsnavelmeeuw werd in Nederland vastgesteld in 1986. De dwaalgasten komen hoogstwaarschijnlijk van de oostkust van de Verenigde Staten. De in Nederland vastgestelde exemplaren waren vrijwel alleen volwassen vogels, behalve de onvolwassen in het voorjaar van 2004 bij Groningen. Er waren ook twee vogels die lang ter plaatse bleven, één bij Goes en één bij Tiel, die bleven een aantal winters achter elkaar terugkomen. De vogel bij Goes is indertijd door mij waargenomen. De foto's zijn gemaakt in Florida VS.
 |
2e winter Ringsnavelmeeuw Larus delawarensis |
 |
Adult winter Ringsnavelmeeuw Larus delawarensis |
Kleine Mantelmeeuw
De kleine mantelmeeuw broedt in kolonies langs de kust en in toenemende mate op daken in steden waaronder ook in Rotterdam. Zijn nest is een nestkuil, meestal gemaakt van losgetrokken gras, waarin twee of drie eieren worden gelegd. De Kleine mantelmeeuw komt in Nederland vooral voor in het Waddengebied en in de Zeeuwse Delta. Ooit was het een zomergast maar de vogel wordt tegenwoordig ook 's winters in kleine aantallen waargenomen. Hij heeft een leigrijze mantel, in tegenstelling tot de Zilvermeeuw die lichtgrijs is. Verder heeft hij gele poten, in tegenstelling tot Grote mantelmeeuw die roze poten heeft.
 |
Adult zomer Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus |
 |
Adult winter Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus |
 |
Adult zomer Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus |
 |
Adult zomer Kleine Mantelmeeuw Larus fuscus |
Zilvermeeuw
Is plaatselijk een algemene broedvogel van het duingebied. De vogel komt voor langs de meeste kusten van Europa, Azië, door heel Canada en 's winters aan de kusten van de VS. Er worden vijftien ondersoorten onderscheiden. Het mannetje is gemiddeld wat groter dan het vrouwtje. De soort is in de vlucht te onderscheiden van de Stormmeeuw door de veel forsere snavel en door de witte vlek in de zwarte punt van de vleugel: bij de Stormmeeuw is die groot en ovaal, bij de Zilvermeeuw kleiner en onregelmatig gevormd. Het jong van de Zilvermeeuw is in de eerste winter bruin met donkere vleugels en staart. Tweede winter vogels zijn bruin met meer wit bij kop en staart en lichtere tot grijze bovendelen. Derde winter vogels hebben een kleed dat vrijwel gelijk is aan het volwassen kleed maar met hier en daar een bruine vlek. Afhankelijk van de ondersoort heeft de vogel roze, roodachtige, vleeskleurige, groenige of gele poten. Karakteristiek voor de zilvermeeuw is de rode vlek op de ondersnavel.
 |
1e winter Zilvermeeuw Larus argentatus |
 |
2e winter Zilvermeeuw Larus argentatus |
 |
3e winter Zilvermeeuw Larus argentatus |
 |
3e winter Zilvermeeuw Larus argentatus |
 |
Adult winter Zilvermeeuw Larus argentatus |
 |
Adult winter Zilvermeeuw Larus argentatus |
 |
Adult zomer Zilvermeeuw Larus argentatus |
Geelpootmeeuw
Volwassen Geelpootmeeuwen lijken sterk op Zilvermeeuwen, maar hebben gele in plaats van roze poten. Tevens heeft de soort net als de Kleine mantelmeeuw een rode oogring, in tegenstelling tot de donkergele oogring van de Zilvermeeuw. De rug van de Geelpootmeeuw is donkerder dan die van de Zilvermeeuw, maar lichter dan die van de Kleine mantelmeeuw.
Een onvolwassen Geelpootmeeuw is voor de leek lastiger van een Zilvermeeuw te onderscheiden, maar over het algemeen kan gezegd worden dat een Geelpootmeeuw een wat lichtere indruk maakt.
Onvolwassen vogels hebben een grijsbruine rug, en een verenkleed dat grotendeels bezet is met donkere vlekken. De vlekken verdwijnen slechts langzaam, zodat de vogel pas na vier jaar het volwassen verenkleed draagt. Bij onvolwassen vogels eindigt de staart in een donkere band, de rug grijsbruin en ze hebben een zwarte of donkere snavel.
 |
1e winter Geelpootmeeuw Larus michahellis |
 |
Adult winter Geelpootmeeuw Larus michahellis |
 |
Adult zomer Geelpootmeeuw Larus michahellis |
Pontische Meeuw
Voorheen werd de Pontische meeuw beschouwd als ondersoort van de Geelpootmeeuw. De snavel is dunner dan die van de Geelpootmeeuw. Uiterlijk lijkt de soort sterk op de Zilvermeeuw en de Geelpootmeeuw. Het is heel lastig de vogels van elkaar te onderscheiden. Zeker als het onvolwassen exemplaren betreft, of een vogel buiten zijn normale verspreidingsgebied. Er zijn wel een aantal belangrijke uiterlijke verschillen tussen de soorten. Om tot een goede determinatie te komen is het belangrijk meerdere van de kenmerken te herkennen, omdat de soorten zo variabel zijn dat 1 kenmerk niet voldoende is.
Enkele kenmerken bij een 1e wintervogel:
- lange, evenwijdige en vrij dunne snavel zonder opvallende gonyshoek
- tertitials ongekarteld met lichte top die niet doorloopt tot basis
- grote vleugeldekveren zijn minder gekarteld dan bij geelpootmeeuw en vaak met opvallend brede lichte toppen.
- vrij brede zwarte staartband waarvan de witte basis nauwelijks is getekend maar met opvallend fijne bandering boven de staartband.
Als je echt het naatje van de kous wilt weten download dan het verslag eerste kalenderjaar grote meeuwen in Amsterdam van Ruud Altenburg en Mars Muuse. Dit is een prachtig verslag waar heel minitueus alle verschillen worden uitgelegd. Klik
hier voor het verslag.
Vroeger werd de Pontische meeuw als ondersoort van de Geelpootmeeuw beschouwd. Tegenwoordig wordt de Pontische meeuw echter als een aparte soort gezien.
De Pontische meeuw komt voor rond de Zwarte Zee en de Kaspische Zee. De soort lijkt zich uit te breiden in noordwestelijke richting. Recent zijn ook broedgevallen bekend uit Duitsland en Polen. De meeste vogels trekken in de winter naar het zuiden om te overwinteren rond de Rode Zee, de Perzische Golf en de kust van Turkije. Een deel van de vogels brengt de winter door aan kust van de Noord- en Oostzee, dit is dan ook de periode dat de kans om een Pontische meeuw te zien in de Benelux het grootst is. In Nederland is de soort te zien langs de grote rivieren, meren, kanalen, havens tot aan stadsgrachten en ook op volle zee.
 |
1e winter Pontische Meeuw Larus cachinnans |
 |
1e winter Pontische Meeuw Larus cachinnans |
 |
1e winter Pontische Meeuw Larus cachinnans |
 |
1e winter Pontische Meeuw Larus cachinnans |
 |
1e winter Pontische Meeuw Larus cachinnans |
 |
Links 1e winter Pontische Meeuw Larus cachinnans |
 |
3e winter Pontische Meeuw Larus cachinnans |
Kleine Burgemeester
De vogel die in adult kleed volledig wit is lijkt sterk op de Grote burgemeester en is kleiner en minder zwaar gebouwd. Heeft een kleinere snavel, grotere en donkerder ogen en een rondere kop.
De Kleine burgemeester broedt alleen in Groenland en Arctisch Canada. Overwinteren doen ze in klein aantal in Noord-Scandinavië, IJsland en het Verenigd Koninkrijk. In de rest van Europa waaronder Nederland worden ze zelden waargenomen.
 |
1e winter Kleine Burgemeester Larus glaucoides |
 |
1e winter Kleine Burgemeester Larus glaucoides |
 |
2e winter Kleine Burgemeester Larus glaucoides |
 |
2e winter Kleine Burgemeester Larus glaucoides |
 |
2e winter Kleine Burgemeester Larus glaucoides |
Grote Burgemeester
De grote burgemeester lijkt in adultkleed op de Kleine burgemeester, maar is duidelijk groter en heeft een minder ronde kop. Verder is het oog van de Grote burgemeester kleiner, en reiken de punten van de opgevouwen vleugels tot voorbij de staart. In het zomerkleed is de kop geheel wit, maar in de winter zijn donkere strepen zictbaar. De vleugelpunten zijn geheel wit.
De Grote burgemeester is een agressieve alleseter, die voor voedsel ook andere vogels doodt, soms zelfs in de vlucht. Broeden doet de vogel langs noordelijke rotskusten en eilanden, meestal in de buurt van een grote kolonie zeevogels. De noordelijke kusten van de Atlantische Oceaan vormt het belangrijkste overwintergebied, maar de vogel laat zich 's winters soms ook langs de kusten van de Noordzee zien. De afgelopen weken wordt er regelmatig een 2e winter Grote burgemeester waargenomen in Vlaardingen bij het Deltahotel. De laatste foto waarbij de Grote burgemeester van ons af vliegt is daar genomen. Helaas is het me nog niet gelukt om van deze vogel een goede foto te maken.
 |
2e winter Grote Burgemeester Larus hyperboreus |
 |
2e winter Grote Burgemeester Larus hyperboreus |
 |
2e winter Grote Burgemeester Larus hyperboreus |
Grote Mantelmeeuw
Het is de grootste meeuwensoort in ons gebied, 74 cm lang, spanwijdte van ongeveer 1,5 meter. Volwassen vogels hebben een zwarte mantel. Jonge vogels zijn gespikkeld bruin en krijgen pas in het derde voorjaar hun zwarte mantel. De vogel komt voor in een groot gebied aan de kusten van de noordelijke Atlantische Oceaan en de Noordzee.
In Nederland komt de Grote mantelmeeuw voor als overwinteraar in groot aantal en als overzomeraar in klein aantal, vaak samen met de Zilvermeeuw. Verder is het een uiterst schaarse broedvogel.
In 1993 vestigde de Grote mantelmeeuw zich als broedvogel in Nederland (Veerse Meer). Daarna breidde het aantal zich uit. Sinds 2004 is er een eind gekomen aan deze uitbreiding.
In tegenstelling tot de meeste andere meeuwen, gedragen Grote mantelmeeuwen zich geregeld als kleptoparasiet en predator. Ze beroven heel vaak andere zeevogels van hun prooi, maar zij volgen ook bultruggen, haringhaaien en blauwvintonijnen om te profiteren van de vissen die deze dieren opjagen naar het zeeoppervlak. Grote mantelmeeuwen zijn vooral berucht als predator in zeevogelkolonies waar zij eieren en kuikens opvreten van Papegaaiduikers, Zeekoeten, Zilvermeeuwen, Kokmeeuwen, Visdieven, Noordse pijlstormvogels en Kuifduikers.
 |
2e winter Grote Mantelmeeuw Larus marinus |
 |
Adult zomerkleed Grote Mantelmeeuw Larus marinus |
 |
Adult zomerkleed Grote Mantelmeeuw Larus marinus |
Heel veel informatie is ontleend aan de literatuur zoals hieronder is weergegeven. Ik vond het heel erg leuk om me hier in te verdiepen en hoop dat u als lezer van dit Blog ook net als ik op een andere manier naar meeuwen ga kijken.
Literatuur:
Wikipedea.nl
ANWB Vogelgids
Vogelvisie.nl
Eertse kalenderjaar grote meeuwen in Amsterdam van Ruud Altenburg en Mars Muusse
DutchBirding.nl
Alvast weer bedankt voor het bezoek aan dit Blog.